Regen sijpelt in stromen langs
de nachtelijke ramen, donker
weerspiegelen zij mijn zelfbeeld
van voorbije jaren, als een echo,
van het nimmer erkende kind.
En ik weet de vallende bladeren
in het zilveren maanlicht, stil en
koud als de pad schuilend onder
molm en rot. De vogels vertrokken
naar ver. Ik lees je er veelvuldig in.
Ik ril en zoek je handen, tast de
zoete herinnering, maar vindt ze
onberoerd, gelaten. Als de tuin
wachtend van hier tot wanneer.
Beloof me een nieuwe Lente
liefste, voor nu en later
Conny Lahnstein