Het sloeg gaten in de tijd, de afgekalfde
liefde, strook voor strook. De vele voetstappen,
geduldig en wankelend, elke millimeter afgetast.
Blind waren we. Doof voor dreigend onheil.
De nevel doemde op, liet ons dolen. De vogels,
geschrokken namen zij hun vlucht. De zee
onstuimiger dan ooit. De ossen graasden zich een
weg. Ik verliet de kudde en zocht mijn heil elders.
Conny Lahnstein